Van 1 december 2013 tot begin februari 2014 exposeert het Haarlems Sieraad Collectief (HSC) in het ABC Architectuurcentrum Haarlem. Voor het samenstellen van deze tentoonstelling hebben de leden van HSC zich laten inspireren door de architectuur van het gerestaureerde en dit jaar heropende Rijksmuseum te Amsterdam. HSC toont in het ABC bijzondere en originele ‘ruimtelijke’ sieraden tegen de achtergrond van op groot formaat geprinte foto’s van het Rijksmuseum, die zijn gemaakt door fotograaf Pedro Pegenaute. De expositie van het collectief wordt op 1 december om 15.00 uur geopend door Ludo van Halem, conservator 20ste-eeuwse kunst van het Rijksmuseum.
Voor het openingswoord over 'draagbare architectuur' van Ludo van Halem zie hieronder of open het pdf-document
Het Haarlems Sieraad Collectief (HSC), bestaat uit Sylvia Blickman, Brigit Daamen, Hilde Foks, Jennifer Hoes, Annemiek Steenhuis, Carla Nuis en Floor Max. Dit collectief heeft reeds een reeks kwalitatief hoogstaande tentoonstellingen gerealiseerd. De groep laat zich steeds inspireren door het rijke cultureel erfgoed van Haarlem en omstreken. Hiervoor worden bijvoorbeeld musea, hofjes en bijzondere gebruiksgebouwen letterlijk en figuurlijk van alle kanten bekeken. De locatie, de inboedel en/of de collectie worden hiervoor onder de loep genomen en zijn het onderwerp voor nieuw te ontwikkelen werk. Door bestaande collecties vanuit een andere invalshoek te benaderen krijgt bijvoorbeeld de culturele instelling waar HSC het werk toont, de mogelijkheid hun vaste publiek te verrassen en tegelijk een nieuwe doelgroep aan te spreken.
Creativiteit, ambachtelijkheid en professionaliteit vormen de onderlinge binding tussen de leden van HSC. Hun individuele werk is wereldwijd bekend, opgenomen in museumcollecties en wordt vertegenwoordigd door gerenommeerde sieraadgaleries. De verscheidenheid aan inspiratiebronnen en diversiteit in visie en werkwijze uiten zich in uiteenlopend materiaalgebruik, vormgeving en technieken. Juist deze combinatie maakt de gezamenlijke culturele projecten van het Haarlems Sieraad collectief interessant voor een breed publiek.
Naast de tentoongestelde sieraden in het ABC wordt een aantal werken van het collectief - met het oog op de komende feestdagen - in de ABC-winkel verkocht.
Voor meer informatie over het Haarlems Sieraad Collectief: www.haarlemssieraadcollectief.nl
Openingswoord bij de tentoonstelling, uitgesproken op 2 december 2013 door Ludo van Halem, Conservator 20ste eeuwse kunst Rijksmuseum
Dames en heren,
De collectie van het Rijksmuseum is altijd een inspiratiebron en leerschool voor kunstenaars geweest. Niet voor niets waren er in de jaren ’80 van de 19de eeuw twee kunstopleidingen aan het museum verbonden, de Rijksnormaalschool voor Tekenonderwijzers en de Kunstnijverheidsschool Quellinus. Studenten van beide opleiding kwamen zo in direct contact met de illustere voorbeelden uit het verleden om daarvan te kunnen leren. Ook de studenten van de Rijksakademie kwamen naar het Rijksmuseum om er al kopiërend te leren van de oude meesters. Maar ook los van dat onderwijs zijn er voorbeelden van kunstenaars die zich door de kunst uit het Rijksmuseum lieten inspireren, en niet de minsten overigens. Van Gogh kwam er om naar Rembrandt kijken, en een even illuster voorbeeld is Joan Miró. Hij kwam in 1928 uit Parijs speciaal naar het Rijksmuseum en maakte naar aanleiding van dat bezoek drie surrealistische Hollandse interieurs die waren gebaseerd op de genretaferelen van Hendrik Sorgh en Jan Steen. Dat de architectuur van het Rijksmuseum tot inspiratie dient is echter veel uitzonderlijker.
Deze tentoonstelling mag dan ook gerust een waagstuk worden genoemd. Het Rijksmuseum van Pierre Cuypers was ooit, toen het in 1885 werd geopend, het grootste bakstenen gebouw in Nederland. Dat is het natuurlijk allang niet meer, maar het is nog wel het grootste museumgebouw van Nederland. Een kolos dus, een gebouw van imponerende afmetingen en voorzien van een duizelingwekkend decoratieprogramma. Zie dát maar eens op een overtuigende manier te vertalen naar de kleinste en meest verfijnde vorm van toegepaste kunst die er bestaat, die van het sieraad.
Die architectuur van het Rijksmuseum is hier vertegenwoordigd door de foto’s van Pedro Pegenaute in opdracht van het Spaanse architectenbureau Cruz y Ortiz, de hoofdarchitecten van het nieuwe Rijksmuseum. Wat u op zijn foto’s ziet, is het vernieuwde, gerenoveerde, gerestaureerde Rijksmuseum in zijn meest pure vorm. Eigenlijk ziet u zelfs nog geen ‘museum’ in de strikte zin. Er is immers nog geen kunstwerk, geen voorwerp te zien. Op zijn foto’s is het museumgebouw in een volkomen maagdelijke staat te zien, leeg, kaal, splinternieuw en onbevlekt. Goed zichtbaar is daardoor het contrast tussen oud en nieuw, tussen de structuur en de decoratie van het oude gebouw van Cuypers en de hedendaagse interventies van Cruz y Ortiz en de Franse interieurarchitect Jean-Michel Wilmotte.
Weinig mensen hebben het Rijksmuseum in deze toestand kunnen zien, en zal nooit meer zo aangetroffen kunnen worden als op deze foto’s – het is inmiddels weer ingericht met kunstwerken uit alle tijden en vol van bezoekers uit alle windstreken. Een deel van het gebouw is een bijna zelfstandig onderdeel van de collectie geworden: de ruimtes waarin de oorspronkelijke 19de eeuwse decoratie is hersteld, zoals de Eregalerij, de Cuypersbibliotheek en de Voorhal met de trappenhuizen. In andere ruimtes is de architectuur weer versmolten met de collectie en vormt het daarmee een nieuwe eenheid.
De foto’s van Pegenaute leggen de nadruk op wat je de abstracte en decoratieve kwaliteit van het gebouw kan noemen. Dat zijn ook de aspecten die weerspiegeld worden in de sieraden van het Haarlems Sieraden Collectief. Daarbij is wel een enorme verschuiving in schaal opgetreden. De enorme ‘kroonluchters’ die in de beide binnenhoven hangen en daar licht en geluid temperen, zijn door bijvoorbeeld door Annemiek Steenhuis omgetoverd in een ragfijne en fragiele halsketting. Van de alomtegenwoordige bogen met hun verleidelijke krommingen maakte Floor Max een sierraad in materialen – metaal en vilt - die een mooi maar vooral subtiel onderling contrast vormen. Hilde Foks heeft het ritme van de bogen en zuilen van de onderdoorgang tot uitgangspunt genomen – die veelbesproken straat die onder het museum doorloopt en die een overblijfsel is van de oorspronkelijke functie van stadspoort (het Rijksmuseum stond in 1885 aan de rand van de toenmalige stad die zich in zuidwestelijke richting zou gaan uitbreiden). De ritmiek van de beweging die je ervaart als je er doorheen fietst is in dit geval vertaald door kleine veertjes van metaal te gebruiken.
Maar naast die formele vertaalslag naar ‘draagbare architectuur’ is er ook een symbolische. Sylvia Blickman verwijst eveneens naar de maagdelijkheid die de foto’s van Pegenaute uitstralen en zet een kroon op de architectuur van het Rijksmuseum. Die kroon heeft een stervorm die ook in de decoraties van Cuypers te vinden is en die overigens ook de Britse kunstenaar Richard Wright ter inspiratie heeft gediend voor zijn fantastische plafondschilderingen. En Brigit Daamen ten slotte verwijst in een toelichting op haar collier van vilten cocons niet alleen naar het kleurenspel in de gewelven van het Rijksmuseum maar ook naar de ziel van de Nederlandse geschiedenis die in het Rijksmuseum huist.
En bezieling - daar gaat het natuurlijk allemaal om. De sieraden die hier in het Architectuurcentrum worden geëxposeerd hebben met de architectuurfoto’s van het Rijksmuseum gemeen dat ze zich nog in een maagdelijke staat bevinden. Het museum kwam pas tot leven toen de collectie werd ‘ingehuisd’, zoals dat in museumjargon heette, en vooral pas toen de bezoekers toestroomden. Toen pas werd de ziel ervan weer ervaarbaar. Datzelfde moet natuurlijk ook gebeuren met de nu nog maagdelijke sieraden van de leden van het Haarlems Sieraden Collectief. Die draagbare architectuur moet straks, na afloop van de tentoonstelling, ook echt gedragen worden, want elke vorm van architectuur, groot of klein, leeft pas door het gebruik ervan.